Recent is vanuit tien gebruiksscenario’s één goede praktijkcase ontwikkeld. Het monitoren van bijengezondheid bracht de bruikbaarheid treffend in beeld. Dit gebeurde met behulp van sensoren in de korf, regionale beleidsdata, weergegevens en fijnstofdata.
Joost van Barneveld, consultant bij Technopolis
Ckees van Oijen, voorzitter VVM-sectie Biodiversiteit
Data-4-Policy is een Europese studie naar data en beleidsmakers om de mogelijkheden te verkennen die innovatieve data-gedreven benaderingen bieden voor onderbouwde beleidsvorming, met inbegrip van relevante databronnen en technologieën. Het is een inventarisatie van wat waar gebeurt, welke tools worden gebruikt en welke goede praktijken er zijn. Het gaat nog vooral om pilots en demonstratieprojecten, met nadrukkelijk oog voor milieuaspecten. Daarbij wordt dataverzameling vooral ingezet voor agendasetting, probleemanalyse, transparantie en monitoring, met name door het koppelen van bestaande datasets. Doel van de inventarisatie is samen met beleidsmakers concrete scenario’s uit te werken voor het gebruik van big data.
Bijengezondheid
Van tien cases is de combinatie van data over bijengezondheid als voorbeeld genomen. Daarbij bleek dat veel verschillende bronnen zijn te integreren. Begonnen is bij het inventariseren van de meest genoemde factoren voor bijensterfte, met als vervolgstap het opsporen en verzamelen van databronnen. Deze zijn gecombineerd op microniveau (sensoren in bijenkorven voor het meten van temperatuur, gewicht, geluid, luchtvochtigheid), op mesoniveau (land- en pesticidengebruik en lokaal beleid) en op macroniveau (bijensterfte en het voorkomen van ziekten). Dit concept is ook breder toepasbaar op milieubeleidsproblemen die baat hebben bij real-time monitoring in combinatie met beschikbare milieu- en beleidsdata.
Belangrijke lessen
Uit het onderzoek blijkt dat er veel goodwill is voor goedgekozen onderwerpen. Ook zijn voor de meeste visualisaties toolkits beschikbaar. Maar het onderzoek heeft ook aangetoond dat er gaten zijn; zo zijn statistische data niet voor alle landen en jaren beschikbaar. Ook is gebleken dat er eilandjes zijn: administratieve data worden niet altijd gedeeld, zelfs niet tussen EC-organen. Er is massa nodig; initiatieven die gebruikers-input vragen moeten (eerst) een actieve community bouwen. Handwerk is onvermijdelijk en vergt veel tijd, bijvoorbeeld als het gaat om het omzetten van beleidsinformatie in geo-data.
Big Data is niet de zilveren kogel en vergt soms ook ‘vieze handen’. Wetenschappers zoals Sander Turnhout en Chris Davis met ruime ervaring in open data vertellen over hun praktijkervaringen. Niet alleen belichten zij de glorie en de frustraties bij open data sets, ook komt aan bod wat beleidsmakers kunnen doen om bruikbare data te krijgen én te genereren.
Chris Davis, Rijksuniversiteit Groningen
Sander Turnhout, SoortenNL
Ckees van Oijen, voorzitter VVM-sectie Biodiversiteit
Sander Turnhout gaf een presentatie over het meetnetwerk rond biodiversiteit in Nederland, waar citizen science al jaren een onmisbare bijdrage levert. Het observeren van soorten kan hierbij worden gezien als een spel van onder meer verzamelen, volledigheid en ervaring. De databases verbinden zowel toepassingen als spelers aan het spel en fungeren als game changer. Mensen maakten eerst structuren voor atlassen, waarna nieuwe projecten werden gestart om die waardevolle structuur te behouden. Daarvoor werden nieuwe spelers aangetrokken, nieuwe producten ontworpen en nieuwe financiële middelen gezocht en gevonden. Het spel van observeren dat werd gereorganiseerd tot het spel van het opbouwen van databases, werd omgevormd tot het spel van monitoring.
Bemiddelen tussen alle belangen
Door het aanschuiven van nieuwe spelers, variërend van soorten tot waarnemers, wetenschappers, ambtenaren, statistici, technici, database programmeurs, boekhouders en politici, verandert het spel. Om de vele verschillende vragen te kunnen beantwoorden zoals die zich (in de nabije toekomst kunnen) voordoen, is herontwerpen van het informatielandschap van gedeelde standaarden nodig.
Er kunnen echter spanningen ontstaan tussen overheidsfinanciering en het delen van data en informatie. Om het netwerk in balans te houden, moet over de belangen van beleid en vrijwillige waarnemers worden onderhandeld. Ontwerp een structuur als een cultuur, zo luidde het advies: een informatielandschap dat bemiddelt tussen alle belangen.
Beleidsaanbevelingen
Voor beleid is het de uitdaging te vertrouwen en terughoudend te zijn met controle. Sta toe dat de structuur meervoudig gebruik en belangen buiten de formele verantwoordelijkheid dient. Verbindt academies en instellingen: in elke scriptie of dissertatie moet een hoofdstuk worden opgenomen over hoe en waar gegevens worden opgeslagen en kunnen worden verkregen. Als het beleid wil dat instellingen zich gedragen als bedrijven, moeten zij hun investeringen beschermen en terughoudend zijn om gegevens en informatie te delen.
Energie-data
Chris Davis gaf een presentatie over de ervaring met data die beschikbaar zijn over elektriciteitcentrales. Hij gaf aan dat data die worden gebruikt in energieonderzoek vaak omslachtig zijn. Niet vanwege de omvang van de gegevens, maar vanwege de complexiteit ervan, de wijze waarop ze worden gepubliceerd en de inspanningen die vaak nodig zijn om ze te bewerken naar een vorm die geschikt is voor gebruik.
Een belangrijk probleem is dat energie-data lijden aan een gebrek aan standaardisatie. Een voorbeeldanalyse, aan de hand van data over de energiecentrale van Wilton in het Verenigd Koninkrijk, illustreerde dit treffend: de databases bleken niet overeen te komen, bevatten fouten en waren onvolledig of dubbelzinnig. Daarop is gekeken naar verbetermogelijkheden. Hoewel recente ontwikkelingen veelbelovend zijn, vraagt de benutting van het volledige potentieel om een systeembenadering met inachtneming van de complexiteit ervan. Ook vraagt de verdere ontwikkeling om de nodige technische vaardigheden. Daarmee kan effectiever gebruik gemaakt worden van energiedata en kan onderzoek en stap verder worden gebracht.
In het kader van de Omgevingswet wordt een Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) ontwikkeld. Hierbinnen vallen tien informatiehuizen, waaronder Lucht en Geluid, waarin vraag en aanbod van specifieke informatie wordt samengebracht. Dit gebeurt op basis van drie criteria: beschikbaarheid, bruikbaarheid en bestendigheid.
Bram ter Keurs, RIVM
Dolf de Gruijter, RIVM
Henk Spierenburg
Het doel van een informatiehuis is het verbinden van ketenpartijen, het toegankelijk maken van informatie en het borgen van de kwaliteit. Een voorbeeld is het verzamelen van generieke gegevens over verkeersintensiteiten, ruimte en populatie, onder meer essentiële data voor het uitvoeren van berekeningen over de mate van geluidshinder en luchtvervuiling. Ook gaan de gedachten uit naar het ontwikkelen van een 3D-model voor weg- of railverkeer geluid van geheel Nederland met één rekenhart.
De invulling zal vraaggestuurd zijn, waarbij de focus ligt op informatieverstrekking voor het bevoegd gezag en haar adviseurs. Denk aan wettelijke informatie, monitoringsgegevens of het beschikbaar stellen van reken- of prognosemodellen. Monitoring zal worden gefaciliteerd, maar de uitvoering ligt bij de aanvrager.
Lucht
Bij het optuigen van het informatiehuis Lucht staat de volksgezondheid centraal, met data over zaken als luchtkwaliteit, geur en stikstofdepositie. Uit het veld is onder meer de wens geuit om te komen tot een rekenmodel voor gevoelige bestemmingen, een 3D-model, een What-if modellering en een eenduidige beoordeling van intensieve veehouderijen.
Geluid
Voor het informatiehuis Geluid geldt momenteel dat vanwege het lokale en decentrale karakter van hinderbronnen er nog niet veel gegevens op centraal niveau aanwezig zijn. Wel centraal geregeld is het Meet- en rekenvoorschrift, de normstelling en de geluidregisters voor spoor- en rijkswegen. Daarnaast is er in breder perspectief behoefte aan het beschikbaar stellen van informatie over bijvoorbeeld gezondheidsschade en de bronaanpak van verkeer of van voertuigen.
In Nederland zijn meerdere geluidrekenpakketten beschikbaar. Deze pakketten geven in verschillende situaties nogal afwijkende resultaten. De vraag is of dit niet recht getrokken moet worden door in het informatiehuis één rekenpakket ter beschikking te stellen. Vanuit het publiek wordt in dit verband de suggestie gedaan om niet de software maar de rekenregels centraal op te stellen.
Een valkuil is dat er snel in de beschikbaarheid van data wordt gedacht, terwijl de focus juist moet liggen op informatieproducten. In relatie tot de Omgevingswet speelt de vraag hoe je centraal de informatie organiseert voor decentrale besluitvorming. De dubbelrol van gemeenten als zowel gebruiker én leverancier vergt nog aandacht.
Stelling: De omgevingswet gaat mijn werk gemakkelijker maken
Zeker in eerste instantie niet, zo luiden de reacties. Er wordt gevreesd dat niet alle benodigde informatie in het informatiehuis beschikbaar zal zijn en er hierdoor toch nog verschillende bronnen moeten worden geraadpleegd. Daarnaast wordt niet voorzien in de informatiebehoefte van de burger.
Hoe nu verder?
De opzet en invulling van de informatiehuizen worden eind 2017 bestuurlijk beoordeeld. Dan wordt er een go/no go op productniveau gegeven. Bij ‘go’ worden de informatiehuizen verder uitgewerkt en ingevuld.
Mensen die zelf de luchtkwaliteit van hun wijk willen meten… Toekomstmuziek? Nee hoor, het RIVM is er al mee bezig. Maar wat komt daar allemaal bij kijken? Een onderzoek over luchtkwaliteit als startpunt voor een discussie over citizen science.
Lea den Broeder, RIVM
Hester Volten, RIVM
Michiel Nanninga
Citizen science houdt in dat bewoners zelf de luchtkwaliteit van hun wijk of stad meten. Dit gebeurt bij uitstek van onderaf: mensen moeten het zelf willen. Zo zijn inwoners geïnteresseerd in de luchtkwaliteit van hun gemeente, maar nog veel meer in de luchtkwaliteit van hun eigen wijk of straat. Dit samenwerken met inwoners heeft onder andere bewustwording tot resultaat, ze kunnen bijvoorbeeld zien of de viezigheid door hun eigen autoverkeer komt. Ook leveren al die metingen een hoop nuttige data op. Genoeg voor de lokale politiek om niet meer te hoeven schuilen achter landelijke metingen. Op deze site staan nog meer voorbeelden welke tijdens de sessie met een filmpje werden uitgelicht.
Naast kennis en bewustwording zorgt het samen meten ook voor verbinding. De mensen die meededen aan het meten hadden onderling aanspraak. Het ideaalbeeld is dat bewoners hiermee zelf problemen kunnen agenderen.
Voortrekkersrol buurt
Het tweede deel van de sessie bestond uit een interactief spelelement waarbij het nut en noodzaak van citizen science werden belicht. Meer dan een dobbelsteen, pion en kookwekker was er niet voor nodig om een goede discussie op gang te brengen.
De vraag hoe je burgers betrekt bij een citizen science project kwam als eerste dilemma op tafel. Daarbij werd al snel gesteld dat naast een degelijke campagne via social media er een voortrekkersrol nodig is vanuit de buurt. Alleen wanneer er verantwoordelijkheid bij de burgers wordt neergelegd, zijn ze bereid om mee te doen. Hiermee worden de betrokkenen niet alleen uitvoerders van een van bovenaf bedacht project, maar tevens ambassadeur van het onderwerp waar het onderzoek over gaat.
Wederzijds vertrouwen
Doe vooral geen citizen science als het vertrouwen ontbreekt op een eerlijke uitkomst. Een dergelijk initiatief vraagt om durf van de overheid om onderzoek uit te besteden aan de inwoners en hen te vertrouwen dat de gegevens die er uit komen kloppen. Dit betekent dat er goed moet worden gekeken wat de betekenis van de data is; één melding over bijvoorbeeld parkeeroverlast is nog geen probleem. Anderzijds vraag het van de burger vertrouwen in de overheid dat er wat met de uitkomst van citizen science onderzoek gedaan wordt.
Duidelijk doel
Dat laatste betekend dat je een doel moet hebben, anders ben je data aan het verzamelen voor het verzamelen. Wat dat doel precies moet zijn, was geen gemakkelijke vraag voor de sessiedeelnemers. Een aantal vond dat er voorafgaand aan onderzoek een handelingsperspectief nodig is. Met andere woorden, dat wordt toegezegd dat de betrokken partijen werken aan het oplossen van knelpunten die uit het onderzoek naar voren komen, denk aan iets als een slechte luchtkwaliteit. Andere deelnemers vonden dat het verkrijgen van resultaten en daarmee een bewustwordingsaspect genoeg zijn om te kunnen beginnen met onderzoek.
Dat citizen science onderzoek nauw moet aansluiten op de belangstelling van de deelnemers was wel duidelijk. Bijvoorbeeld omdat ze het leuk vinden, zoals vogeltellingen, of de omgang met elkaar in een wijk.
Terug van weggeweest
Ten slotte werd gesteld dat citizen science weer terug is van weggeweest. Ergens in de jaren ‘60 zijn de mensen hiervoor door grote academische instanties zelfs buiten de wetenschap gezet. Nu zie je dat mensen het weer terugpakken doordat ze het zelf kunnen met de beschikbare technologie. In de puurste vorm is citizen science onderzoek geheel door burgers zelf bedacht en uitgevoerd. Citizen science is dan ook geen sprookje, maar een moderne nieuwe mogelijkheid voor samenwerking in de driehoek, overheid, markt en civil society.
Bij gebruik van grijze stroom stoot een elektrische auto net zoveel CO2 per kilometer uitstoot als een reguliere dieselauto. Dankzij Big Data is dit op tafel gekomen. Maar er valt voor het verduurzamen van de mobiliteit nog veel meer te leren door data gericht te verzamelen en te analyseren.
Rick Wolbertus, Research e-mobility
Nina Wagenaar, Acquisitie studievereniging Spectrum
Bij de overstap naar elektrisch rijden komt een kip en ei probleem kijken. Moeten er eerst meer oplaadpunten komen zodat meer mensen elektrisch gaan rijden of moeten er meer elektrische auto’s op de weg komen waarna de uitrol van oplaadpunten als vanzelf wel zal volgen? Binnen project IDO-Laad (intelligente data-gedreven optimalisatie laadinfrastructuur) wordt gekeken naar de data die openbare laadpalen in vier Nederlandse steden aanleveren.
Redelijk ‘domme’ gegevens
De eerste vraag vanuit het publiek luidde wat Big Data dan precies inhoudt. Deze definitie is redelijk open, maar een Excel-sheet met 80 miljoen gegevens waar maandelijks 3 miljoen gegevens bij komen is behoorlijk big te noemen. Niet alleen zijn het veel gegevens, het zijn ook redelijk ‘domme’ gegevens. Door deze gegevens te analyseren komt er informatie beschikbaar om onderzoek mee te doen. Binnen de statistieken over elektrische auto’s wordt onderscheid gemaakt tussen de PHEV en de BEH, wat staat voor Plug-in Hybrid Electric Vehicle en Battery Electric Vehicle. Het is opvallend dat, wanneer er grijze stroom gebruikt wordt, de PHEV net zoveel CO2 per kilometer uitstoot als een reguliere dieselauto.
Tweedeling
Er is een duidelijke tweedeling binnen het publiek te merken, zowel voor- als tegenstanders van de elektrische auto zijn aanwezig. ‘Elektrisch rijden is geen energietransitie, het is het huidige systeem iets duurzamer maken of optimaliseren, maar auto’s blijven een stoorzender’, vinden laatstgenoemden. Rick Wolbertus, onderzoeker aan de Hogeschool van Amsterdam, heeft hier niet direct een antwoord op. Wel wijst hij erop dat er steeds meer deelauto-concepten ontstaan op het gebied van elektrisch rijden, bijvoorbeeld Car2Go.
Wanneer men het heeft over elektrische auto’s die op groene stroom rijden, wordt de suggestie vaak gewekt dat de stroom ter plekke opgewekt moet worden. Dit hoeft niet het geval te zijn en is ook lastig: bij ter plekke opgewekte groene stroom zit de auto namelijk vaak niet aan de oplader vast wanneer de meeste elektriciteit opgewekt wordt. Ook speelt dan het probleem dat er niet kan worden opgeladen wanneer de zon niet schijnt of de wind niet waait.
Opschonen
Terug naar het onderwerp, IDO-laad. Om de geleverde Big Data juist en efficiënt te kunnen gebruiken, is een goede IT-infrastructuur nodig. Het gebruik van Big Data is overigens niet zo gemakkelijk als soms lijkt.
Er zijn verschillende problemen binnen de data van IDO-laad die de dataset vervuilen, waaronder:
Uiteindelijk wordt, na opschoning van de dataset, 5% van de data niet gebruikt. Het publiek reageert verbaasd, de verwachtingen lagen veel hoger.
Van ‘dom’ naar ‘slim’
Na deze opschoning is het belangrijk om van de ‘domme’ data slimmere data te maken. In de aangeleverde dataset staat maar een aantal gegevens, namelijk welke auto, de oplaadtijd, de hoeveelheid kWh die is opgeladen, de provider en de ID van de sessie. Op basis van deze data kunnen nog maar weinig uitspraken worden gedaan. Daarom wordt deze dataset gekoppeld aan andere datasets van bijvoorbeeld het CBS, het Kadaster en Google StreetView. Ook is de EV-spotter app ontwikkeld: wanneer een auto aan een openbare laadpaal gespot wordt, kan de gebruiker een foto maken. Deze foto wordt dan gelinkt aan de database van IDO-laad, waardoor het type auto ook bij de dataset gevoegd wordt.
Nu deze ‘vertaalslag’ worden diverse scenario’s doorgerekend, bijvoorbeeld wat er zou gebeuren als alle elektrische auto’s Tesla’s zouden zijn. Ook wordt gekeken wat in de toekomst de druk op de oplaadinfrastructuur zal zijn en wat het effect op het laadgedrag van gebruikers is als een laadpaal uitvalt.
The Knowledge Mile staat voor de Wibautstraat in Amsterdam. Aan deze straat zijn drie hogescholen gevestigd, de Hogeschool van Amsterdam (HvA), Hogeschool InHolland en de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Doel van het initiatief is de gebruikers van deze lange, grijze straat met veel vervuiling en beton te leren kennen.
Matthijs ten Berge, Amsterdam Creative Industries Network (ACIN)
Sabine Niederer, Hogeschool van Amsterdam
Henk Tigelaar, projectleider De Gezonde Stad
Nina Wagenaar, Acquisitie studievereniging Spectrum
In het kader van het project zijn vier met elkaar interacterende functies aan de straat gegeven. Deze maken van de straat een community, innovation hub, testbed en een showcase ineen. Bij alles wat wordt ondernomen is ook aandacht voor het verzamelen van data.
Meetups
Om ervoor te zorgen dat al die verschillende gebruikers elkaar leren kennen, worden meetups georganiseerd. Hier wordt, zonder sprekers, het laatste nieuws kort besproken waarna de aanwezigen met elkaar in discussie gaan over het gebied. Ook zijn de bijeenkomsten handig om een netwerk te creëren op verschillende niveaus. Op deze meetups zijn doorgaans zo’n 50 tot 80 mensen aanwezig.
Krattensysteem
Om de straat aangenamer te maken, is project The Knowledge Mile Park gelanceerd. Door elk stukje open ruimte op te vullen met planten wordt de straat, soms zelfs Stalin-Allee genoemd, aantrekkelijker gemaakt. Daarbij is ook aandacht voor het slimmer benutten van de ruimte onder de aanwezige bomen.
Overigens speelt een groot deel van dit project zich op de daken. Hier worden kratten neergezet waar planten groeien op algensubstraat. Hierdoor wordt kooldioxide uit de lucht gefilterd. Het krattensysteem vangt ook water op, waardoor het riool ontlast wordt.
Langste én hoogste park
Alle projecten samen vormen The Knowledge Mile Park, het langste en hoogste park van Amsterdam. Dit is inmiddels zo ver gevorderd, dat er inmiddels een functie aan het park is toegevoegd. The Knowledge Mile Park is namelijk ontdekt als festivallocatie. In 2016 is op de daken van de Wibautstraat het ROEF-festival georganiseerd. Het was een heel succesvol evenement en zal dit jaar weer plaatsvinden.